Open je oren

Acht musici maakten een muziekreeks voor kinderen, waarin zij hun liefde voor muziek uitleggen. De ontdekkingstocht van sopraan Claron McFadden liep via Purcell en Mozart naar Strozzi en Cage.

Het licht dimt, het publiek wordt stil. De stoelen op het podium zijn leeg. Er staat alleen een schemerlamp. Maar dan klinkt er een hoge stem. Kinderen in de zaal duwen zich in hun stoel omhoog. Ongeduldig kijken ze om zich heen. ‘Ze staat daar’, roept een meisje in het publiek.
Uit een donkere hoek achter in de zaal komt langzaam een vrouw te voorschijn. Als ze dichterbij komt, verandert haar hoge stem plotseling in luid gekakel. Ze begint te tieren, te ratelen, en dan zelfs te blaffen.
Het is Claron McFadden, gevierd sopraan, die in 1982 vanuit Amerika naar Nederland verhuisde. Ze zong in opera’s als Poulencs Dialogues des Carmélites, Viviers Rêves d’un Marco Polo en Mozarts Don Giovanni, maar ook in Orffs Carmina Burana en Bernsteins Candide. Binnenkort zal ze te horen zijn in Rameaus Platée van de Nationale Reisopera. Met een opgewekte improvisatie opent zij een van de concerten in Open je oren!, een muziekreeks voor kinderen vanaf 8 jaar in Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam.

Korte composities
In Open je oren! gaat telkens één musicus in op zijn passie voor muziek aan de hand van korte composities. McFadden selecteerde voor de reeks stukken oude muziek, opera, jazz en moderne muziek om te benadrukken dat zang niet één stramien kent. ‘Het eerste wat we doen, is zingen. We worden geboren, en dan ‘whaah!”, vertelt McFadden. ‘Als je klanken kunt omzetten in mooie geluiden, dan kun je zingen.’
McFadden, die opgroeide in een familie waarin vooral jazz en gospel werd gezongen, kwam tijdens muzieklessen op de lagere school in aanraking met klassieke muziek. ‘Toen ik voor het eerst een sopraan hoorde, raakte ik betoverd. Ik wist: dit wil ik ook.’
Met een rechte rug en gesloten ogen zingt ze Music for a While (1692) van Henry Purcell, een dromerig stuk dat zich uitstekend door kinderschoenen lijkt mee te laten tikken. McFadden wordt begeleid door Arjen Verhage op de theorbe, een snaarinstrument uit de baroktijd.

Strozzi
Dat je de tekst in zang vaak niet goed kunt verstaan, is niet zo erg, vertelt McFadden het publiek. ‘Muziek gaat over emoties. Die breng ik over met mijn stem, mijn gebaren en mijn mimiek.’ Om dit te illustreren zingt ze Lagrime mie (1959) van Barbara Strozzi.
Lagrime mie is een droevig lied over een jongen die zich afvraagt of hij wel genoeg huilt wanneer zijn geliefde wordt opgesloten. De tekst is in het Italiaans, een taal die McFadden spreekt, maar die je volgens haar niet hoeft te beheersen om er toch in te kunnen zingen. ‘Ik spreek bijvoorbeeld geen Russisch, Pools of Thai, maar heb er wel in gezongen. Ik studeer dan het lied in als klankbeeld.’
Na het lied, dat de onverdeelde aandacht van de volwassenen lijkt te krijgen, maar bij kinderen op den duur ook tot gezucht leidt, is het tijd voor participatie. McFadden bedacht Symphonie émotionelle, een stuk waarin het publiek samen met McFadden uiting geeft aan vier emoties: geluk, verdriet, angst en woede, die elkaar een voor een opvolgen.
De stem mag in Symphonie émotionelle alle vormen aannemen, en ook hard stampen en wild in je stoel schudden zijn toegestaan. Het mondt uit in een soort volksoproer, maar daar zit McFadden niet mee. Ze stapt naar voren, opent haar mond, en herstelt moeiteloos de orde door a capella een aria uit Bachianas brasileiras (1945) van Heitor Villa-Lobos in te zetten.

Cage
In de erop volgende aria Koningin van de nacht uit Mozarts Die Zauberflöte (1791) moet McFadden ‘als een boze heks’ zingen tegen de kinderen die bij haar op het podium zijn gekropen. Met haar grote zwarte laarzen stapt ze tussen de kinderen door, terwijl ze streng kijkt en met haar vuisten in de lucht zwaait. Na afloop van het lied vraagt McFadden aan de kinderen: ‘Was ik eng?’
De krachtige stem van McFadden leent zich niet alleen voor opera en oude muziek. Ze zingt ook de jazz-klassieker Lullaby of Birdland (1952) van George Shearing en George David Weiss, waarvoor er panamahoeden het podium op komen. Het lijkt het enthousiasme voor muziek geen kwaad te doen. ‘Kom maar op met die muziek’, roept een jongen vanuit de zaal als McFadden het sluitstuk, Aria (1958) van John Cage, aankondigt.
McFadden legt uit hoe Aria, dat niet in notenschrift is gesteld, maar is opgetekend met gekleurde kringellijnen, woorden en zwarte vierkantjes, in elkaar zit. Een rode lijn is een ‘dronken operastem’, terwijl geel ‘juist meisjesachtig’ klinkt. Elk vierkantje staat voor een harde kreet. McFadden voert het stuk een keer alleen uit. Daarna kan iedereen meedoen. De operastemmen laten de meesten aan McFadden, maar een felle kreet lukt iedereen.

Door Winnifred Jelier. Fotografie: Bart Mühl.

Verschenen in De Volkskrant, 2 november 2011.